maandag 20 juli 2020

Nabij de bron van de Lison

Onze dag stond in het teken van het witte goud: zout. Reeds tijdens de 13de eeuw werd in de Jura zout ontgonnen. Toen Lodewijk de 14de dit te horen kreeg, had hij een nieuwe goudmijn om zijn oorlogen te spijzen. Heel lang geleden kwam de zee tot hier en liet er zout achter in de bodem dat met bronwater naar boven kwam. Je vindt hier geen zoutmijnen zoals we in Polen bezocht hebben. Het zout moet door warmte uit het water worden gefilterd.
In Arc-et-Senans bezochten we eerst een majestueus gebouwencomplex, nu Uneso-werelderfgoed. Architect Ledoux pootte hier een dorp neer om het zout uit het water te halen dat 14 kilometer verder werd opgepompt. Hier vonden ze hout in de nabijgelegen bossen om de ovens mee te voeden, die het water deden verdampen tot het zout overbleef. Water kan je makkelijker vervoeren dan hout. Het complex deed ons een beetje denken aan onze mijnsite Hornu. Ook hier vinden enkele musea hun onderkomen.
In Salins-les-Bains bezochten we een oudere zoutwinning. Reeds in de Middeleeuwen bouwden ze hier met de Romaanse kerktechnieken, een gebouw onder de grond om er zout uit het water te ontginnen. Later werd door de zoutlaag gegraven, zodat het zoutgehalte spectaculair steeg.
Ik had nog een natuurwandeling voorzien naar de bronnen van de Lison, een trekpleister voor toeristen in de Jura. Mijn buikgevoel - ja, mannen hebben dit ook - vertelde mij dat we de camperplaats aldaar best zo snel mogelijk gingen opzoeken. Ik kreeg gelijk: om 17 uur waren de zes plekken bezet. De mooie camperplaats ligt wel in een kom, zodat de warmte blijft hangen. Een sauna hoeft echt niet vandaag, we zitten erin.
Oh ja, nog dit: gisterenavond kozen we voor een bistrootje, op tien minuten wandelafstand.

     Fotomontage

Geen opmerkingen:

Een reactie posten